Van een vraag naar een feestje

Van een vraag naar een feestje

Van een vraag naar een feestje

Wat leuk dit, dan kan ik meteen de buren beter leren kennen!”

Het is een zonnige juni ochtend als ik met mijn collega Wouter de buurtfiets uit de schuur haal. Koffie en thee paraat, de melk en suiker aangevuld. Limonade laten we vandaag voor wat het is. We zijn welkom rond koffietijd in een hofje waar veelal senioren wonen. Ik merk bij mezelf een gezond portie enthousiasme! Wie gaan we spreken vanmorgen en hoeveel mensen komen er de voordeur uit?

Enige tijd geleden kwam er via Welzijn Op Recept, een verwijzing van de huisarts, een vraag binnen van Toos. Toos was lang mantelzorger voor haar inmiddels overleden man. ‘Ik zou graag meer mensen willen leren kennen,’ vertelde ze me tijdens mijn eerste bezoek. ‘Gewoon even op de koffie, samen een boodschapje doen of gezellig lunchen in het centrum’. Toos woont in een prachtig hofje. Aan beide zijden 10 woningen, met bankjes en bomen middenin. Er wonen veelal senioren, maar er is niet veel contact onderling.

Buren uitnodigen
Toos wil best zelf wat buren uitnodigen voor een koffiemomentje. Een beetje spannend vindt ze het wel. ‘Als ik nu een buurvrouw spreek, vindt ze het prima om te komen, maar mee organiseren ziet ze niet zo zitten.’ Ik vertel Toos over de buurtfiets. Een bakfiets die we kunnen parkeren en omturnen tot een vrolijke ontmoetingsplek met koffie en thee. Compleet met klapstoeltjes en vlaggetjes voor de sfeer. Dat lijkt Toos wel wat, zij nodigt de buren van het hofje uit en wij komen met de buurtfiets. Samen denken we na over een tekstje en een geschikt moment. We doen er een leuk plaatje bij en ik beloof de briefjes uit te printen en langs te brengen, zodat Toos ze bij de buren kan bezorgen. En zo staan we nu op deze zonnige donderdagochtend op het hofje. Het is 10 uur, koffietijd. Als we het hofje oprijden is het er stil en verlaten, niemand te zien. Ik bel aan bij Toos; ‘ben je er klaar voor, heb je er zin in?’ Ze opent de deur met cakejes in haar handen: ‘Kijk, ik zou voor wat lekkers zorgen toch?’ Een beetje zenuwachtig is ze wel: ‘Wat als er niemand komt?’ Ik stel haar gerust: ‘Wij zijn er, dus gezellig is het sowieso. En anders bellen we gewoon aan en kijken we wat er gebeurt.’

Elkaar beter leren kennen
Het is 10 over 10. De stoeltjes staan klaar, de vlaggetjes hangen aan de bomen. Het ziet er gezellig uit. De eerste voordeur gaat open: ‘Ik moet eerst even bloedprikken met mijn dochter, maar daarna kom ik hoor. Leuk dat jullie dit doen!’ Een tweede en derde voordeur gaan open. Ja hoor, ze lusten wel een bakje koffie. Truus en Piet komen aangewandeld, beiden met rollator. Leni woont hier nu een paar maanden. ‘We groeten elkaar wel, maar echt spreken doen we elkaar niet hè? Wat leuk dit, dan kan ik meteen de buren wat beter leren kennen.’ Al snel gonzen de gesprekjes door het hofje: vrijwilligerswerk, de badmintonclub, een nieuwe pup en de buurt, er komt van alles voorbij. ‘We sturen elkaar met kerst altijd een kaartje, het hele hofje krijgt er eentje.’ Piet vertelt trots over zijn tijd bij de politie als motoragent. ‘Ja, hij heeft me een avonturen beleefd daar,’ lacht Truus. ‘Hij mocht eens de koninklijke familie begeleiden over de snelweg’.

Mooie manier voor contact
Ik zie Toos ontspannen temidden van de buren. Ze heeft een grote glimlach op haar gezicht. ‘Hoe vind je het?’ vraag ik. ‘Er zijn er al 10!’ zegt Toos. ‘En Brenda is ook gekomen’. Brenda is de fysiotherapeut aan huis. Toos had zo enthousiast verteld over de buurtfiets, dat Brenda graag langskwam. ‘Zo’n mooie manier om contact te leggen dit,’ zegt ze. ‘Laatst zag ik in de praktijk een oudere dame die vertelde dat ze niet veel contact heeft met buren en veel alleen thuis is. Dezelfde middag sprak ik een andere dame die het contact met de buren ook wel miste. Ze bleken in hetzelfde hofje te wonen. Daar wil je dan wat mee toch?’

Nieuwe ideetjes
Ondertussen heeft Wouter enthousiast verteld over ideeën voor een barbecue in een ander hofje in de buurt waar hij regelmatig komt. Er komt een papier tevoorschijn met daarop een brainstorm. Langzaam beginnen er wat ideetjes te ontstaan. ‘Zouden we wat kunnen doen met bewegen misschien, dat zou best kunnen hier op het binnenplaatsje toch? Of met burendag, een buurtborrel ofzo? En kunnen jullie dan ook weer komen met de fiets?’ Het is voor ons tijd om te gaan. We nemen afscheid van het groepje wat nog even blijft plakken. Met een grote glimlach stap ik weer op de fiets. ‘Dag Toos, ik bel je later nog even.’
Heerlijk mijn werk, het was weer een feestje!

  • Tineke